Café De Smalle Brug

Ooit hing in Stiens bij Café De Smalle Brug de “Roskam”uit.

De geschiedenis van Café ‘De Smalle Brug’ reikt blijkens informatie uit het Historisch Centrum Leeuwarden – waar het oud archief van de gemeente Leeuwarderadeel wordt bewaard – minstens terug tot enige jaren voor 1625. Zeer waarschijnlijk heeft het pand in de 16e eeuw een bestemming als brouwerij gehad.

De vroegste verkoopsproclamatie waarvan met zekerheid kan worden gezegd dat deze betrekking heeft op de destijds alhier aanwezige bebouwing, vond plaats op 24 juni 1626. Er is dan sprake van de voorgenomen verkoop door Jan Pijterszoon, herbergier, en Griet Cornelisdochter, echtelieden te Stiens, van ‘seeckere huijsinge, hovinge, bomen ende plantagie, ’t sampt plaetse met alle het gene daer in, om ende aen aerd spijcker ende naegelfast is, staende ende geleegen tot Stiens’. Blijkens de koopakte die reeds een jaar eerder, op 13 april 1625, was gepasseerd moest jaarlijks twee goudgulden en vierenhalve stuiver grondpacht aan de Armvoogden van Stiens worden betaald. Nieuwe eigenaar werd voor 1408 goudgulden Nanne Claeszoon. Deze zou de herberg in 1632 weer van de hand doen, om vervolgens in 1652 wederom een bod op zijn voormalige bezit uit te brengen. In 1646 is er voor het eerst sprake van een bijzondere overdrachtsbepaling die de bestemming van het pand voor de volgende eeuwen moest waarborgen. De toenmalige eigenaar/verkoper Albart Goslijckszoon zou niet elders in het dorp bier mogen tappen, alvorens de nieuwe eigenaar hiervoor genoegdoening te betalen. Onder deze voorwaarde ging de herberg vervolgens voor 2125 goudgulden over in andere handen. Nadien was er bij verkooptransacties herhaaldelijk sprake van de ‘gerechticheyt van een vrye tapperye’. Koopakten uit 1697 en 1721 delen ons mee dat de herberg ooit door een uithangteken werd gesierd: ‘seekere wel ter neringe staende huijsinge, staende en gelegen in de Kerckebuijeren, alwaer de roscam uijthanght’. De lokaliteit zal bij de toenmalige dorpsbewoners naar alle waarschijnlijkheid als ‘Herberg de Roskam’ bekend hebben gestaan.

Uit een omschrijving uit 1736 blijkt dat het herbergiersechtpaar Gercke Gerbens en Meijnouw Dirx, die de herberg in 1721 in eigendom hadden verkregen, het pand drastisch moeten hebben laten verbouwen. Er is dan sprake van een ‘seekere welgeleegene huisinge en voorname herberge bij het kerkhof, bestaande in een seer grote beneeden kamer, op de weg uytsiende, met twee bedsteeden; nog een grote kamer met twee bedsteeden en een spijskamer; een wijn- en bierkelder; daar boven een kamerke; een grote pleisierige boven kamer met twee bedsteeden; een kleer- en turfsouder; een groote stallinge voor sestien paarden met een reegenwatersbak en secreet; een grote hovinge en bleekveld’.

Deze omschrijving doet vermoeden dat de herberg – afgezien van de in de twintigste eeuw verdwenen ’trochreed’ en de aangebouwde serre – in grote trekken zijn huidige aanzien heeft gekregen. Het uithangteken ‘De Roskam’ zal bij de achttiende-eeuwse verbouwing waarschijnlijk zijn verwijderd. Ondanks de brand die medio zestiger jaren van de vorige eeuw in het pand heeft gewoed – hetgeen tot gevolg had dat een deel van het interieur werd gemoderniseerd – heeft het pand de door gevelvernieuwingen ontstane negentiende-eeuwse uitstraling weten te behouden. Na het wegnemen van het uithangteken werd aan het pand steeds de naam van de uitbater gekoppeld, totdat begin jaren zeventig van de vorige eeuw de toenmalige kastelein Ingo Brandsma het door hem overgenomen Café Smits van de huidige naam liet voorzien.

Met het ingaan van het derde millennium is ‘Cafe-Restaurant De Smalle Brug’ de vijfde eeuw van haar bestaan ingegaan, waarmee zij zonder enige twijfel als een van de oudste Friese bedrijfspanden, die nog aan haar oorspronkelijke bestemming voldoet, kan worden aangemerkt.

In het verleden bood de herberg onderdak aan vermoeide reizigers die niet meer voor het sluiten van de poorten de stad konden bereiken. Terwijl de paarden werden verwisseld in de stal of ‘trochreed’, genoten de reizigers een voedzame maaltijd in de spijskamer. In de avonduren konden de gasten in de gelagkamer onder het genot van een ‘soopje’, een kan bier of een glas wijn op verhaal komen.

De herberg was direct aan de Stienser vaart gelegen. Dit water liep vanaf de Dokkumer Ee dwars door Stiens tot aan een korenmolen, ver in het weiland richting Vrouwenparochie. In 1923 is men begonnen met het dempen van het deel van de vaart in het dorp, vanwege aanhoudende klachten over stankoverlast en de voortdurende kosten van onderhoud. Het scheepvaartverkeer was inmiddels door het wegvervoer verdrongen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verdween het laatste stukje water vanaf de Smalle Brug tot aan Vrouwenparochie. Graafwerk in verband met de uitbreiding van het militaire vliegveld ten behoeve van de ‘Deutsche Luftwaffe’ leverde de benodigde aarde om het dorp van haar stankoverlast te verlossen. Met het dempen van dorpsvaart behoorden ook de ‘smalle bruggen’ waaraan de herberg zijn naam heeft te danken voorgoed tot het verleden.